Wat is viscerale osteopathie?
Op de vorige pagina hebben we het gehad over mobiliteit en wat er gebeurt als die mobiliteit beperkt wordt. De organen en andere structuren in de thorax en het abdomen hebben ook een bepaalde mobiliteit.
Organen bewegen tegenover elkaar en de omliggende fascie (peritoneum, pericard, hersenvliezen, pleura). Ze zijn met elkaar en met de wand van de holte waarin ze liggen verbonden door ligamenten. Die omliggende fascie en ligamenten (of ophangbanden) bevatten de bloedvoorziening en bezenuwing van de organen.

De mobiliteit van organen kan verstoord worden door ontsteking, infectie, chirurgie, trauma (acuut of chronisch) en pathologie in het orgaan. Via inwendige osteopathie proberen we die mobiliteit te herstellen.
Hoe werkt viscerale osteopathie?
Door het verlies van mobiliteit krijg je een fixatie in het segment (zie ‘Wat is het effect van verminderde mobiliteit?‘). Na verloop van tijd ontstaat hierdoor een afwijking in de functie van het orgaan en als je nog langer wacht gaat het orgaan er uiteindelijk zelfs anders uit zien (principe nummer 1 van osteopathie: interactie tussen structuur en functie).

De organen hebben 3 keer meer afferente zenuwbanen dan efferente banen, wat eigenlijk zoveel betekent als dat er 3 keer meer impulsen (en alarmen) van de organen naar het ruggenmerg gaan dan andersom. Daarom is het vaker een orgaan dat er voor zorgt dat een segment overgestimuleerd wordt (dat de wervel vast komt te zitten) dan dat bv. de wervel er voor zorgt dat een orgaan in de problemen komt. Dit is waarom inwendige osteopathie altijd een belangrijk deel van mijn behandelingen uit maakt.
Om te weten waar het orgaan zit dat in problemen is gekomen, gebruikt de osteopaat het autonoom zenuwstelsel als kaart.
De mobiliteit van de organen gaat een osteopaat herstellen via manuele technieken (bv. fasciale release, massage), al dan niet rectaal toegepast.